zondag 21 juli 2013

Avondgeuren en nachtvlinders

Als ik in juli ’s avonds m’n tuin in loop, ga ik m’n neus achterna. Verschillende bloemen geuren dan volop zoals de kamperfoelie en de teunisbloem. Ze geuren juist ’s nachts, omdat ze nachtvlinders nodig hebben voor de bestuiving.

In Nederland komen ongeveer tweeduizend soorten nachtvlinders voor, tegenover 53 soorten dagvlinders. (Van die nachtvlinders horen 1300 tot de zogenaamde kleine vlinders, de micro’s.) Dus ze zijn veruit in de meerderheid! Vrijwel alle nachtvlinders vliegen ’s nachts; ruim honderd soorten zijn overdag actief.

Hoe onderscheid je dag- en nachtvlinders? Vooral aan de vorm van de voelsprieten. Alle dagvlinders hebben een knopje op het eind. De antennes van nachtvlinders zijn veer- of draadvormig, maar hebben nooit een knopje. Ook vouwen dag- en nachtvlinders hun vleugels anders over hun lijf.

De (wilde) kamperfoelie ziet er overdag prachtig uit met haar wit-lichtgele bloemen. Ze geurt dan licht. Maar ’s avonds ruik je de bedwelmende geur al van verre. De plant heeft vlinders nodig met een lange tong zoals pijlstaartvlinders. Een hele mooie is het groot avondrood waarvan de rupsen op wilgenroosjes leven. Na de bevruchting verschijnen aan de kamperfoelie prachtige rode bessen die voor ons mensen giftig zijn.
Kamperfoelie komt niet alleen in tuinen voor: deze klimplant groeit ook volop in moerasgebieden zoals de Botshol en bij de Nieuwkoopse Plassen.

De teunisbloem komt oorspronkelijk uit Amerika maar is helemaal ingeburgerd. Alle onderdelen van deze plant zijn eetbaar (al heb ik het nog niet zelf geprobeerd). De bloemen van de teunisbloem gaan pas tegen schemering open. Ze zijn bijna lichtgevend geel; vooral die van de grote teunisbloem zijn prachtig. En de geur … heerlijk. Ik kan me helemaal voorstellen dat nachtvlinders hierop af komen.
Andere planten die (ook) ’s nachts geuren zijn de rode spoorbloem, de vlinderstruik en (sier)tabak.

Wil je meer weten over nachtvlinders? Op 6 september is het Nationale Nachtvlindernacht (www.nachtvlindernacht.nl). Op verschillende plekken in Nederland kun je dan nachtvlinders kijken. Ze worden gelokt met speciale lampen en zoete geurstoffen. Verder doen veel natuurcampings dit jaar mee aan de nachtvlinderestafette. En wil je in je eigen tuin nachtvlinders kijken? Dan vind je op de genoemde website tips hiervoor.

Met dit prachtige zomerweer is het heerlijk om ’s avonds nog even naar buiten te gaan. Ga dan ook je neus achterna en op zoek naar nachtvlinders!

(Deze blog verschijnt in week 30 2013 ook als column in de lokale krant Nieuwe Meerbode.)

dinsdag 26 februari 2013

Scharrelen in de natuur

Wat is úw eerste natuurherinnering? Slootje springen (en in de sloot vallen)? Een hut bouwen? Een krans van madeliefjes maken? Kikkervisjes vangen? Lekker met laarsjes door de plassen stampen? Alle kinderen gun je zulke leuke herinneringen voor later. MAAR … tegenwoordig spelen 50% minder kinderen buiten dan twintig jaar geleden.
Buiten spelen en natuur beleven is belangrijk voor de ontwikkeling van kinderen. Dat blijkt steeds maar weer uit allerlei onderzoeken. Buiten spelen is gezond omdat kinderen meer bewegen en frisse lucht inademen. Of het nu lente, zomer, herfst of winter is: buiten kunnen kinderen hun energie kwijt en leren ze om risico’s beter in te schatten. Natuur (groen) is goed voor de ontwikkeling van zintuigen, motoriek, concentratie, denkvermogen en creativiteit. Maar ook hun sociale vaardigheden ontwikkelen zich beter als kinderen samen met vriendjes buiten spelen.
Helaas komen kinderen steeds minder buiten. De digitale wereld is zeer verleidelijk. Ook denken veel ouders dat het buiten ‘gevaarlijk’ is. Maar een ‘natuur-tekort’ is misschien nog wel gevaarlijker: het kan leiden tot allerlei lichamelijke en psychische klachten.
En er is nog meer. Jelle de Jong, algemeen directeur van IVN: “Onze kinderen bepalen straks het beleid. We moeten ervoor zorgen dat de toekomstige beleidsmakers nu niet van de natuur vervreemden, maar juist het groen in hun hart sluiten. Hoe kunnen we verwachten dat zij later voor de natuur zorgen en werken aan een duurzame samenleving als zij er geen band mee hebben?

Het is niet zo moeilijk om met kinderen naar buiten te gaan. Daarvoor hoef je helemaal niet ver weg. Ik werk zelf op een buitenschoolse opvang in Amsterdam Oud-West, in de buurt van het Vondelpark. De kinderen spelen bij ons altijd eerst zo’n twee à tweeëneenhalf  uur buiten voor we naar binnen gaan. Ook de afgelopen koude weken, met de juiste kleding aan. Ook in hartje Amsterdam kun je bomen klimmen, wormen zoeken, tuinvogels tellen, brandnetelsoep maken, bomentikkertje doen, enzovoort, enzovoort.
Omdat zo weinig kinderen buiten komen, besteedt het landelijke IVN dit jaar extra aandacht aan kinderen. Allerlei tips van IVN om met uw (klein)kinderen naar buiten te gaan vindt u op www.scharrelkinderen.nl. Of meld uw (klein)kind lid aan op www.oerrr.nl (van Natuurmonumenten). Ook op deze plek zullen we u regelmatig tips geven voor natuurbeleving met kinderen. En ik weet het zeker: u geniet er zelf ook van!

(Deze column verscheen eerder (week 6) in de Nieuwe Meerbode, edities De Ronde Venen en Uithoorn, als IVN-column 'Natuur dicht bij huis')

donderdag 5 april 2012

Schoonheid van tulp zet aan tot filosoferen ...

Dat een tulp je kan aanzetten tot filosoferen ... Van de week werd ik getroffen door de schoonheid van een tulp. Waarom spreekt die bloem mij eigenlijk zo aan? Waarom vinden we de ene bloem eigenlijk mooier dan de andere? Dat heeft volgens mij niet alleen met kleur of grootte te maken.

Ik bekeek de tulp eens nauwkeuriger. Als je midden in de bloem kijkt, zie je dat alles drietallig is. Een stamper met drie stempels bovenop, zes (twee keer drie) meeldraden en twee keer drie bloemdekbladen.
Het getal drie heeft voor mensen altijd een bijzondere betekenis gehad. Je vindt het getal drie terug in allerlei godsdiensten. Voor de Grieken was drie het teken van volmaaktheid. In sprookjes gebeurt alles drie keer. En bovendien: driemaal is scheepsrecht. Ik vind persoonlijk een drietallige bloem mooier dan een viertallige bloem zoals koolzaad. Maar waarom eigenlijk???

Op dingen die wij mooi vinden, kunnen we vaak wiskunde loslaten. Denk maar aan de gulden snede, gulden hoek, reeks van Fibonacci … In de natuur zijn die bijvoorbeeld terug te vinden in het patroon van de zaden van een zonnebloem maar ook in het menselijk lichaam. Het getal drie komt voor in de reeks van Fibonacci, het getal vier niet. Vind ik daarom een tulp mooier dan koolzaad???
Verder heb je nog de symmetrie. Die wordt vaak geassocieerd met schoonheid. Mensen, veel diersoorten en bepaalde plantenfamilies zijn tweezijdig symmetrisch. Dat wil zeggen dat ze op slechts één manier in twee min of meer gelijke delen te verdelen zijn. Ook wel spiegelsymmetrie genoemd, want de helften zijn elkaars spiegelbeeld. Een symmetrisch gezicht vinden we mooier dan een asymmetrisch gezicht. Er zijn ook dieren en bloemen die meerzijdig symmetrisch zijn: je kan ze op meerdere manieren in twee gelijke delen verdelen. Dat geldt bijvoorbeeld voor een kwal. Maar ook voor de tulp én het koolzaad. Sponsen, hele primitieve levensvormen, zijn asymmetrisch. Asymmetrische bloemen komen bijna niet voor.

Evolutionair gezien zal er wel een verklaring voor zijn dat wiskundige vormen, reeksen, getallen en symmetrie te vinden zijn in de natuur. Spreekt ons dat aan omdat we zelf deel uitmaken van de natuur? Houden we meer van orde en regelmaat, ook in de natuur, dan van chaos?

Allemaal gedachtes naar aanleiding van één tulp. Het is voorjaar en er komen nog heel veel bloemen en bloemvormen aan. Dus nog genoeg te genieten én te filosoferen. Doet u mee?

vrijdag 27 januari 2012

Al bijna een eeuw schooltuinen

Soms kom je verrassende dingen tegen. Zo heb ik jaren geleden een paar jaargangen van het weekblad Floralia voor een habbekrats gekocht. Als ‘tuinmens’ vond ik het wel leuk om te zien wat de trends waren in bijvoorbeeld 1946, zo vlak na de oorlog. Floralia was een uitgave van de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij voor Tuinbouw en Plantkunde. Tegenwoordig geeft deze maatschappij o.a. het blad Groei en Bloei uit.
In het nummer van 22 maart 1946 stond een stukje van ene H. Schreuder over schooltuinen. In deze tijd waarin we kinderen weer in contact met de natuur willen brengen, spelen schooltuinen ook een rol. Maar dat was destijds blijkbaar niet anders! Of dienden ze toen wellicht toch een ander doel?
In 1918 werd de Centrale Vereniging voor School- en Werktuinen opgericht. Dat was voor ons land toen iets heel nieuws. In het buitenland waren dergelijke tuinen al langer bekend. Ik citeer nu uit het stukje: “Wat de bedoeling van Schooltuinen is? In de eerste plaats liefde voor de natuur te doen ontwaken, doordat de kinderen zelf planten moeten verzorgen en opkweeken, leeren ze eerbied krijgen voor alles wat leeft en groeit. Als onder goede leiding over het mooie van de ontwikkeling gesproken en op het wonder daar van gewezen wordt, zullen uit eerbied de parken en plantsoenen niet meer zoo gehavend worden als nu zoo vaak gebeurt. Behalve om over bloemen en planten te spreken krijgt de leider bovendien de gelegenheid de kinderen attent te maken op de vogel- en insectenwereld en het nut daarvan, waardoor bereikt zal worden dat de jeugd niet meer uit baldadigheid de dieren zal plagen en vogelnestjes uithalen.”
Als je dit leest, blijkt dat het doel toch wat anders was dan vandaag de dag. De kinderen moest vooral respect voorde natuur bijgebracht worden. Ze kwamen wel buiten, maar haalden daar ‘kattekwaad’ uit.
In het stukje gaat het verder over aanschouwelijk onderwijs: wat je in de klas leert, wordt buiten toegelicht. Mmm … dat klinkt bekend. Evenals:  in “groote plaatsen” is daarnaast “het aankweeken van de liefde voor de natuur en gezonde arbeid in de buitenlucht het doel”. In de dorpen werd als doel gezien: “de kinderen met het kweeken en verzorgen van groenten bekend te maken”.
Destijds waren het vooral onderwijzers die het initiatief namen en de leiding hadden over het schooltuinwerk. Nu zijn er NME-centra en andere instellingen en personen die activiteiten op de schooltuinen verzorgen. Maar het belang van actief buiten bezig zijn in de natuur werd honderd jaar geleden al ingezien. En de kinderen van toen én nu zijn trots op hun zelf gekweekte groenten, fruit en bloemen. Dus weinig nieuws onder de zon ...

vrijdag 2 december 2011

Mijmeren over mispels

Zo, de mispels staan te pruttelen. Een half uurtje koken, met een flinke laag water. Wel goed roeren, want ze branden snel aan. Dan door een zeef duwen en wrijven. En vervolgens van de moes met wat citroensap, geleisuiker en kaneel jam van maken. Verhouding moes-geleisuiker is 3:2.

Ik heb al heel lang iets met mispels. Ze staan in Zaltbommel, waar ik ben opgegroeid, op de stadswallen. Toen ik een tiener was, hielp ik de Natuurwacht daar met plukken. Met Sint-Maarten verkochten we ze, met recepten erbij. In de middeleeuwen kregen kinderen namelijk met Sint-Maarten appels, noten of mispels die ’s avonds boven Sint-Maartensvuren werden gepoft. Dat waren nog eens tijden …
Op het stadwapen van Zaltbommel staan mispelbloemen. Sommige mensen denken dat het om de Gelderse roos gaat, maar dat is toch echt een heel andere struik.
Mispels komen oorspronkelijk uit Zuidoost-Europa. De Romeinen verspreidden ze over de rest van Europa. Net zoals ze dat deden met konijnen, fazanten en nog veel meer (nuttige) planten en dieren. In de middeleeuwen werden mispelbomen volop aangeplant, nu niet meer. In het oosten van het land komen ze verwilderd voor. Verder vind je ze in sommige (openbare) tuinen.
Mispelbomen zijn ideaal voor kleine tuinen omdat ze klein blijven. Eind mei bloeien ze prachtig met grote roomwitte bloemen. In de herfst verkleurt het vrij grote behaarde blad tot allerlei gele en oranjebruine tinten. En als het blad eraf gevallen is, heb je de mispels nog. Een boom om het hele jaar van te genieten!


Mijn twee mispelbomen hingen tot eind november vol met vruchten. Afgelopen week is er met de wind veel vanaf gewaaid. Mispels zijn het lekkerst als de nachtvorst eroverheen gegaan is. Je kan dat ook bereiken door ze in de diepvriezer te leggen. Ook zonder vorst worden ze wel zacht, maar dat duurt best lang. Begin december hingen er bij mij nog harde exemplaren aan de boom. Na het plukken nog twee tot drie weken wachten. Mispels zijn pas eetbaar en lekker als ze zacht en ‘zo rot als een mispel’ zijn. Wel opletten, want ze moeten niet echt rotten.

En wat kan je er dan mee doen? Uitzuigen bijvoorbeeld. Ze smaken een beetje naar appels waar ze verwant aan zijn. De vrij grote pitten spuug je uit en het harige velletje gooi je weg. Mispels zitten boordevol vitamine C en schijnen goed te zijn voor de spijsvertering.
Je kan er dus ook jam van maken. Op internet staan meer recepten, zoals van mispellikeur.  Kijk bijvoorbeeld eens op http://www.houtwal.be/vakartikels/pitfruit/mespilus.htm.

Ik heb vandaag een emmer vol geplukt. Meer dan 5 kilo. De rest laat ik hangen voor de vogels. Want die zijn er dol op. Ook muizen lusten ze: onder de boom liggen veel aangevreten exemplaren. En ik kan weer een jaar lang genieten van de jam!

(Deze column is een aanpassing van de column die ik in november 2010 schreef voor het lokale weekblad de Nieuwe Meerbode.)

zondag 27 november 2011

Een goudgele herfst

Dit jaar hebben we een late en lange herfst. Op een enkele lichte nachtvorst en wat waterkoude, mistige dagen na is het weer erg zacht. Het gevolg is dat veel (wilde) planten nog bloeien. Ook zijn er nog steeds paddenstoelen te zien.
De bladverkleuring en bladval van loofbomen verloopt dit jaar veel later dan normaal. Dit weekend viel me bijvoorbeeld op dat een groot deel van de veldesdoorn zijn goudgele blad nog bezit. Een mooi gezicht, tussen de verder kale beplanting.

Bladverkleuring in de herfst vind ik een van de mooiste natuurverschijnselen. Daarom voor mij geen coniferen in de tuin: die zien er altijd hetzelfde uit. Maar waarom verkleuren bladeren eigenlijk voordat ze op de grond vallen?
In bladeren van loofbomen zit chlorofyl. Chlorofyl en zonlicht zorgen ervoor dat uit koolstofdioxide (uit de lucht) en water suikers en zetmeel gemaakt worden. Chlorofyl absorbeert alle zichtbare kleuren van het zonlicht behalve groen. Het groene licht wordt weerkaatst. En daarom zien wij planten als groen. Chlorofyl wordt het hele seizoen door nieuw aangemaakt.
Bladeren zorgen ook voor verdamping. Daardoor gaat er steeds water met voedingstoffen vanuit de wortels naar de bladeren toe. In de winter is er door de kou bijna geen verdamping. Bovendien kunnen bladeren niet goed tegen vorst. Daarom zijn loofbomen in de winter liever hun bladeren kwijt. Op de grens van bladsteel en tak vormt de boom geleidelijk een kurklaagje. Hierdoor bereikt er steeds minder water de bladeren. En wordt er ook minder chlorofyl gemaakt. Daardoor verliezen de bladeren hun groene kleur. Andere kleurstoffen die ook in de bladeren zitten, worden dan zichtbaar. Welke kleur het blad krijgt, hangt af van de boomsoort, de plek waar de boom staat en het weer. Bomen met wat harder hout zoals eik, beuk, iep en esdoorn hebben vaak meer bladverkleuring dan soorten met zacht hout zoals wilgen. In een rustige, zonnige herfst blijven de bladeren lang aan de bomen hangen. Dan kunnen we ook in Nederland genieten van een ‘Indian Summer’ oftewel een oudewijvenzomer.
Als de bladeren eenmaal op de grond liggen, worden ze bruin. De laatste kleurstoffen spoelen er dan uit. Vervolgens gaan bodemdiertjes, schimmels en bacteriën aan de slag om de bladeren om te zetten in waardevolle voedingsstoffen, voor het volgende jaar. 

(Deze column is geschreven voor de Nieuwe Meerbode (week 48, 2011) en wordt ook geplaatst op de website www.ivn.nl/derondevenen&uithoorn.)

zondag 30 oktober 2011

Kweeperen uit eigen tuin!

Ik vind het leuk om lekkere dingen te maken van onbekende soorten fruit zoals kweepeer en mispel. Ik heb ze dan ook allebei in m’n tuin staan. Niet alleen de vruchten zijn bijzonder, maar de boompjes zijn ook een aanwinst voor elke tuin. Zelfs voor een kleinere tuin. De mispel komt over een maand of zo aan de orde (de vruchten laat ik nog even rijpen aan de boom). Maar nu wil ik het graag hebben over de kweepeer.
De kweepeerboom wordt vier tot zes meter hoog en bloeit met prachtige roze-witte bloemen. In de herfst verkleuren de bladeren prachtig geel. Die van ons staat op natte veengrond en heeft een paal nodig om niet om te waaien. Het is een van de laatst bloeiende fruitbomen. De vruchten zijn groot en geel, appel- of peervormig. En ze ruiken erg lekker. Bovendien kun je er verrassend lekker mee koken ... En als je ziet wat je in de winkel voor een piepklein potje gelei moet betalen, dan wil je wel wat uren in de keuken staan.

Alles wat je maar zou willen weten over de kweepeer (Cydonia oblonga), vind je op de websites www.kweepeer.nl en www.houtwal.be. Ik ga dus niet herhalen wat daarop staat. Alle informatie over soorten, smaken, recepten enzovoort vind je daar. Ook worden vraag & aanbod bij elkaar gebracht. 
De soort moet overigens niet verward worden met de Japanse kwee (Chaenomeles) die nog wel eens in tuinen en plantsoenen te vinden is. Met stekels en mooie bloemen, waarvoor ze vaak in eerste instantie worden aangeplant. Ook de vruchten van deze struiken zijn eetbaar en goed te verwerken tot moes en gelei.

Van m’n ouders heb ik het boekje ‘De peer en de kwee in de huishouding’ uit 1944 gekregen. Het is een boekje op bruin papier, dat overigens pas na de bevrijding verscheen. Het is een uitgave van het ‘Instituut voor Onderzoek op het Gebied van Verwerking van Fruit en Groenten’ uit  Wageningen. Het is antiquarisch hier en daar nog verkrijgbaar, zag ik op internet.
In dit boekje lees ik dat de kwee of kweepeer een van de eerste vruchten is die door de mens tot gelei werd verwerkt. In het Portugees heet de soort marmelo en daarvan is het woord marmelade afgeleid. De kwee komt oorspronkelijk uit de buurt van Iran. Daarvandaan is de soort door de Grieken meegenomen naar het Middellandse Zeegebied. De Latijnse naam ‘Cydonia’ is afgeleid van de stad Cydon (het huidige Chadonia) op Kreta. In een gedicht uit 600 v.Chr. wordt de Cydonische appel al genoemd. Voor de Grieken was de kweepeer het symbool van geluk, liefde en vruchtbaarheid, gewijd aan Venus. Haar tempels waren met kweeën versierd.
De Romeinen zagen de culinaire en geneeskrachtige betekenis van de kwee in. Er was geen ziekte, of de kwee (of zijn pitten) kon er voor gebruikt worden. De Romeinen verspreidden de kwee naar Midden- en Noord-Europa. Op vruchtenstillevens uit de 17e eeuw zijn volop kweeën te bewonderen. De kwee was in menige kloostertuin te vinden.
Vandaag de dag komt de kwee weer in de belangstelling. Er is meer belangstelling voor ‘vergeten’ groenten en fruit. En ook via de keuken van het Midden-Oosten en Marokko doet de kwee weer zijn intrede. In recepten voor Marokkaanse tajines komt vaak de kweepeer voor. Vorig jaar in Frankrijk waren we verrast door de keuze uit verschillende kweeperenjams en –geleien. In Nederland mag je al blij zijn als je er één vindt!

Rauw is de kwee nauwelijks te genieten, maar gekookt … goddelijk lekker! Omdat er veel pectine in zit (vooral in de pitten), is de kweepeer bij uitstek geschikt om er jam of gelei van te maken. Omdat de vrucht hard is, kost het wel wat moeite om hem te schillen. Kweeperen hebben een wat donzige beharing. Die moet vóór het bereiden eraf geveegd worden.

Dit jaar (2011) hadden wij een oogst van 2,5 emmer kweepeer. Ik heb ze iets te laat geplukt, waardoor sommige exemplaren al van binnen bruin werden. De beste oogsttijd is eind september – begin oktober. Voor de compote heb ik exemplaren gebruikt die nog mooi geel waren. De iets bruine exemplaren heb ik wel voor de gelei gebruikt. Te bruine en rotte exemplaren zijn op de composthoop verdwenen.
Ik ben uitgegaan van recepten uit het bovenstaande boekje. Hier en daar heb ik ze wat aangepast. Hoe langer je de kweeën laat koken, hoe lekkerder de smaak en roder de kleur. Dus schrik niet van de lange kooktijden. Er gewoon even de tijd voor nemen, maar dan heb je ook wat! Mijn resultaat was 7 potjes kweepeer”honing”, 19 potjes kweepeergelei, een schaal vol compote en lekkere kweepeersnoepjes. Zie hier het resultaat:



Kweepeercompote
Schil de vruchten dun, snijd ze in kwarten en snijd er de klokhuizen uit. Breng deze aan de kook met wat water en naar smaak suiker en pijpkaneel (ik heb er ook kardemom, kruidnagels en gemberpoeder bij gedaan). Kook de vruchten tot ze zacht worden. Let op: dat is al heel snel! Voeg er een glas witte wijn aan toe en laat ze een nacht in het vocht staan. Schep de stukjes kwee uit het vocht. Kook dit zo nodig nog even in en giet het door een zeef over de kweeën. Serveer de compote koud. De compote kan ook in taarten verwerkt worden.

Kweepeer”honing”
Hiervoor heb je vijf grote kweeperen, 2 kilo suiker en een halve liter kokend water nodig. Schil de kweeperen en rasp ze op een fijne rasp. Los de suiker op in het water, voeg de kweeperen toe en kook ze 20 minuten. Giet de vloeistof door een zeef en doe ze in potten.
Als de jam koud is, heeft ze ongeveer de kleur en consistentie van honing. En geurt en smaakt heerlijk aromatisch. Te gebruiken als alternatief voor honing.

Kweepeergelei
Wrijf de kweeën af, was ze en snijd ze in vieren of achten zonder schillen en klokhuizen te verwijderen. Voeg water toe totdat ze net onder staan. Voeg eventueel specerijen als pijpkaneel en kruidnagels toe (heb ik niet gedaan). Kook de kweeën tot ze donkerrood zijn (ongeveer na drie uur!). Wrijf ze in de pan fijn en laat de massa op een doek (zonder wasmiddelgeur!) die op een vergiet ligt, uitlekken. Wrijf niet in de doek want dan wordt de gelei troebel.
Meet het sap. Doe er per liter sap 1 kilo suiker bij en het sap van een halve citroen. Kook het mengsel in tot gelei (ik heb het ongeveer 10 minuten laten inkoken) en doe het in potten. Kweepeergelei stijft zeer sterk na.
Van de vruchtenmassa die achterblijft in de doek, kun je jam, moes of vruchtenkoekjes maken. Ik vind moes en jam wat onhandig, omdat je dan de pitten en andere resten van het klokhuis nog moet verwijderen. Wil je dat toch, schil dan kweeën en doe de schillen en de klokhuizen met pitten in een doek en bind deze dicht. Kook deze mee en knijp deze na het koken (3 uur) goed uit. Ik heb dit niet uitgeprobeerd.
De rode kweepeergelei is heerlijk op een croissantje. Of op een nog warme geroosterde boterham met wat roomboter. Je kan de gelei ook in gebak gebruiken, zoals boterkoek. Een recept staat op www.kweepeer.nl. Ik ga dat zeker eens proberen!

Kweepeervruchtenkoekjes en –bonbons
Zie het recept van de kweepeergelei, maar wring de doek met de vruchtenmassa nu wél uit. Je kan ook, zoals ik heb gedaan, hiervoor de overgebleven vruchtenmassa van de kweepeergelei gebruiken.
Kook de massa samen met suiker (0,5 kilo suiker op 2,5 kilo moes) in, tot ze geleert (bij mij duurde dat ongeveer een uur). Giet dit uit op een platte schaal of plat bord (ongeveer 1 cm dik). Laat deze 'pasta' koud en stijf worden (duurt enkele uren).
Snijd de pasta dan met een mes in vierkante stukjes of ruiten. Laat deze op een koele plek volledig drogen; wentel ze eventueel door suiker. Bewaar de vruchtenkoekjes tussen bakpapier in trommels.
U kunt er ook ‘bonbons’ van maken. Smelt extra pure chocolade in de magnetron of au-bain-marie. Dompel de kweepeervruchtenkoekjes erin en laat ze op een koele plek op bakpapier drogen.
Deze variant heeft in ons gezin de voorkeur!

Nog meer recepten?
Ja, in het boekje staan nog veel meer recepten, die ik dus nog niet heb uitgeprobeerd. Gestoofde kweeperen (bijv. met rijst en melk), kweepeermoes, kweepeer-appelmoes, vogelnestjes (halve kweeperen in de oven en daarna vullen met slagroom), kweepeerschotel, kweepeersoufflé, kweepeertaartjes, kweepeer-appeltaart, kweepeerjam, kweepeer-appeljam, kweepeer-tomatenjam, kweepeer-appelgelei, gepasteuriseerde kweeperen, kweepeersap, kweepeersiroop, zoetzuur van kweeperen, gekonfijte kweeperen, kweeperen in cognac, ratafia van kweeperen (met brandewijn), kweepeerwater (goed voor zieken), het drogen van kweeperen en tenslotte bandoline, een soort pommade.

Voor dat laatste geef ik toch het recept, al heb ik het niet uitgeprobeerd. Hiervoor gebruik je de kweepeerzaden. Bedek de kweepeerzaden met 40-50 maal hun gewicht aan koud water. De vloeistof wordt slijmerig. Voeg desgewenst parfum toe en maak ze houdbaar door toevoeging van alcohol.
Deze ‘bandoline’ werd vroeger door kappers gebruikt en in Engeland maakten veel dames het zelf als middeltje om het haar op zijn plaats te houden.