vrijdag 2 december 2011

Mijmeren over mispels

Zo, de mispels staan te pruttelen. Een half uurtje koken, met een flinke laag water. Wel goed roeren, want ze branden snel aan. Dan door een zeef duwen en wrijven. En vervolgens van de moes met wat citroensap, geleisuiker en kaneel jam van maken. Verhouding moes-geleisuiker is 3:2.

Ik heb al heel lang iets met mispels. Ze staan in Zaltbommel, waar ik ben opgegroeid, op de stadswallen. Toen ik een tiener was, hielp ik de Natuurwacht daar met plukken. Met Sint-Maarten verkochten we ze, met recepten erbij. In de middeleeuwen kregen kinderen namelijk met Sint-Maarten appels, noten of mispels die ’s avonds boven Sint-Maartensvuren werden gepoft. Dat waren nog eens tijden …
Op het stadwapen van Zaltbommel staan mispelbloemen. Sommige mensen denken dat het om de Gelderse roos gaat, maar dat is toch echt een heel andere struik.
Mispels komen oorspronkelijk uit Zuidoost-Europa. De Romeinen verspreidden ze over de rest van Europa. Net zoals ze dat deden met konijnen, fazanten en nog veel meer (nuttige) planten en dieren. In de middeleeuwen werden mispelbomen volop aangeplant, nu niet meer. In het oosten van het land komen ze verwilderd voor. Verder vind je ze in sommige (openbare) tuinen.
Mispelbomen zijn ideaal voor kleine tuinen omdat ze klein blijven. Eind mei bloeien ze prachtig met grote roomwitte bloemen. In de herfst verkleurt het vrij grote behaarde blad tot allerlei gele en oranjebruine tinten. En als het blad eraf gevallen is, heb je de mispels nog. Een boom om het hele jaar van te genieten!


Mijn twee mispelbomen hingen tot eind november vol met vruchten. Afgelopen week is er met de wind veel vanaf gewaaid. Mispels zijn het lekkerst als de nachtvorst eroverheen gegaan is. Je kan dat ook bereiken door ze in de diepvriezer te leggen. Ook zonder vorst worden ze wel zacht, maar dat duurt best lang. Begin december hingen er bij mij nog harde exemplaren aan de boom. Na het plukken nog twee tot drie weken wachten. Mispels zijn pas eetbaar en lekker als ze zacht en ‘zo rot als een mispel’ zijn. Wel opletten, want ze moeten niet echt rotten.

En wat kan je er dan mee doen? Uitzuigen bijvoorbeeld. Ze smaken een beetje naar appels waar ze verwant aan zijn. De vrij grote pitten spuug je uit en het harige velletje gooi je weg. Mispels zitten boordevol vitamine C en schijnen goed te zijn voor de spijsvertering.
Je kan er dus ook jam van maken. Op internet staan meer recepten, zoals van mispellikeur.  Kijk bijvoorbeeld eens op http://www.houtwal.be/vakartikels/pitfruit/mespilus.htm.

Ik heb vandaag een emmer vol geplukt. Meer dan 5 kilo. De rest laat ik hangen voor de vogels. Want die zijn er dol op. Ook muizen lusten ze: onder de boom liggen veel aangevreten exemplaren. En ik kan weer een jaar lang genieten van de jam!

(Deze column is een aanpassing van de column die ik in november 2010 schreef voor het lokale weekblad de Nieuwe Meerbode.)

zondag 27 november 2011

Een goudgele herfst

Dit jaar hebben we een late en lange herfst. Op een enkele lichte nachtvorst en wat waterkoude, mistige dagen na is het weer erg zacht. Het gevolg is dat veel (wilde) planten nog bloeien. Ook zijn er nog steeds paddenstoelen te zien.
De bladverkleuring en bladval van loofbomen verloopt dit jaar veel later dan normaal. Dit weekend viel me bijvoorbeeld op dat een groot deel van de veldesdoorn zijn goudgele blad nog bezit. Een mooi gezicht, tussen de verder kale beplanting.

Bladverkleuring in de herfst vind ik een van de mooiste natuurverschijnselen. Daarom voor mij geen coniferen in de tuin: die zien er altijd hetzelfde uit. Maar waarom verkleuren bladeren eigenlijk voordat ze op de grond vallen?
In bladeren van loofbomen zit chlorofyl. Chlorofyl en zonlicht zorgen ervoor dat uit koolstofdioxide (uit de lucht) en water suikers en zetmeel gemaakt worden. Chlorofyl absorbeert alle zichtbare kleuren van het zonlicht behalve groen. Het groene licht wordt weerkaatst. En daarom zien wij planten als groen. Chlorofyl wordt het hele seizoen door nieuw aangemaakt.
Bladeren zorgen ook voor verdamping. Daardoor gaat er steeds water met voedingstoffen vanuit de wortels naar de bladeren toe. In de winter is er door de kou bijna geen verdamping. Bovendien kunnen bladeren niet goed tegen vorst. Daarom zijn loofbomen in de winter liever hun bladeren kwijt. Op de grens van bladsteel en tak vormt de boom geleidelijk een kurklaagje. Hierdoor bereikt er steeds minder water de bladeren. En wordt er ook minder chlorofyl gemaakt. Daardoor verliezen de bladeren hun groene kleur. Andere kleurstoffen die ook in de bladeren zitten, worden dan zichtbaar. Welke kleur het blad krijgt, hangt af van de boomsoort, de plek waar de boom staat en het weer. Bomen met wat harder hout zoals eik, beuk, iep en esdoorn hebben vaak meer bladverkleuring dan soorten met zacht hout zoals wilgen. In een rustige, zonnige herfst blijven de bladeren lang aan de bomen hangen. Dan kunnen we ook in Nederland genieten van een ‘Indian Summer’ oftewel een oudewijvenzomer.
Als de bladeren eenmaal op de grond liggen, worden ze bruin. De laatste kleurstoffen spoelen er dan uit. Vervolgens gaan bodemdiertjes, schimmels en bacteriën aan de slag om de bladeren om te zetten in waardevolle voedingsstoffen, voor het volgende jaar. 

(Deze column is geschreven voor de Nieuwe Meerbode (week 48, 2011) en wordt ook geplaatst op de website www.ivn.nl/derondevenen&uithoorn.)

zondag 30 oktober 2011

Kweeperen uit eigen tuin!

Ik vind het leuk om lekkere dingen te maken van onbekende soorten fruit zoals kweepeer en mispel. Ik heb ze dan ook allebei in m’n tuin staan. Niet alleen de vruchten zijn bijzonder, maar de boompjes zijn ook een aanwinst voor elke tuin. Zelfs voor een kleinere tuin. De mispel komt over een maand of zo aan de orde (de vruchten laat ik nog even rijpen aan de boom). Maar nu wil ik het graag hebben over de kweepeer.
De kweepeerboom wordt vier tot zes meter hoog en bloeit met prachtige roze-witte bloemen. In de herfst verkleuren de bladeren prachtig geel. Die van ons staat op natte veengrond en heeft een paal nodig om niet om te waaien. Het is een van de laatst bloeiende fruitbomen. De vruchten zijn groot en geel, appel- of peervormig. En ze ruiken erg lekker. Bovendien kun je er verrassend lekker mee koken ... En als je ziet wat je in de winkel voor een piepklein potje gelei moet betalen, dan wil je wel wat uren in de keuken staan.

Alles wat je maar zou willen weten over de kweepeer (Cydonia oblonga), vind je op de websites www.kweepeer.nl en www.houtwal.be. Ik ga dus niet herhalen wat daarop staat. Alle informatie over soorten, smaken, recepten enzovoort vind je daar. Ook worden vraag & aanbod bij elkaar gebracht. 
De soort moet overigens niet verward worden met de Japanse kwee (Chaenomeles) die nog wel eens in tuinen en plantsoenen te vinden is. Met stekels en mooie bloemen, waarvoor ze vaak in eerste instantie worden aangeplant. Ook de vruchten van deze struiken zijn eetbaar en goed te verwerken tot moes en gelei.

Van m’n ouders heb ik het boekje ‘De peer en de kwee in de huishouding’ uit 1944 gekregen. Het is een boekje op bruin papier, dat overigens pas na de bevrijding verscheen. Het is een uitgave van het ‘Instituut voor Onderzoek op het Gebied van Verwerking van Fruit en Groenten’ uit  Wageningen. Het is antiquarisch hier en daar nog verkrijgbaar, zag ik op internet.
In dit boekje lees ik dat de kwee of kweepeer een van de eerste vruchten is die door de mens tot gelei werd verwerkt. In het Portugees heet de soort marmelo en daarvan is het woord marmelade afgeleid. De kwee komt oorspronkelijk uit de buurt van Iran. Daarvandaan is de soort door de Grieken meegenomen naar het Middellandse Zeegebied. De Latijnse naam ‘Cydonia’ is afgeleid van de stad Cydon (het huidige Chadonia) op Kreta. In een gedicht uit 600 v.Chr. wordt de Cydonische appel al genoemd. Voor de Grieken was de kweepeer het symbool van geluk, liefde en vruchtbaarheid, gewijd aan Venus. Haar tempels waren met kweeën versierd.
De Romeinen zagen de culinaire en geneeskrachtige betekenis van de kwee in. Er was geen ziekte, of de kwee (of zijn pitten) kon er voor gebruikt worden. De Romeinen verspreidden de kwee naar Midden- en Noord-Europa. Op vruchtenstillevens uit de 17e eeuw zijn volop kweeën te bewonderen. De kwee was in menige kloostertuin te vinden.
Vandaag de dag komt de kwee weer in de belangstelling. Er is meer belangstelling voor ‘vergeten’ groenten en fruit. En ook via de keuken van het Midden-Oosten en Marokko doet de kwee weer zijn intrede. In recepten voor Marokkaanse tajines komt vaak de kweepeer voor. Vorig jaar in Frankrijk waren we verrast door de keuze uit verschillende kweeperenjams en –geleien. In Nederland mag je al blij zijn als je er één vindt!

Rauw is de kwee nauwelijks te genieten, maar gekookt … goddelijk lekker! Omdat er veel pectine in zit (vooral in de pitten), is de kweepeer bij uitstek geschikt om er jam of gelei van te maken. Omdat de vrucht hard is, kost het wel wat moeite om hem te schillen. Kweeperen hebben een wat donzige beharing. Die moet vóór het bereiden eraf geveegd worden.

Dit jaar (2011) hadden wij een oogst van 2,5 emmer kweepeer. Ik heb ze iets te laat geplukt, waardoor sommige exemplaren al van binnen bruin werden. De beste oogsttijd is eind september – begin oktober. Voor de compote heb ik exemplaren gebruikt die nog mooi geel waren. De iets bruine exemplaren heb ik wel voor de gelei gebruikt. Te bruine en rotte exemplaren zijn op de composthoop verdwenen.
Ik ben uitgegaan van recepten uit het bovenstaande boekje. Hier en daar heb ik ze wat aangepast. Hoe langer je de kweeën laat koken, hoe lekkerder de smaak en roder de kleur. Dus schrik niet van de lange kooktijden. Er gewoon even de tijd voor nemen, maar dan heb je ook wat! Mijn resultaat was 7 potjes kweepeer”honing”, 19 potjes kweepeergelei, een schaal vol compote en lekkere kweepeersnoepjes. Zie hier het resultaat:



Kweepeercompote
Schil de vruchten dun, snijd ze in kwarten en snijd er de klokhuizen uit. Breng deze aan de kook met wat water en naar smaak suiker en pijpkaneel (ik heb er ook kardemom, kruidnagels en gemberpoeder bij gedaan). Kook de vruchten tot ze zacht worden. Let op: dat is al heel snel! Voeg er een glas witte wijn aan toe en laat ze een nacht in het vocht staan. Schep de stukjes kwee uit het vocht. Kook dit zo nodig nog even in en giet het door een zeef over de kweeën. Serveer de compote koud. De compote kan ook in taarten verwerkt worden.

Kweepeer”honing”
Hiervoor heb je vijf grote kweeperen, 2 kilo suiker en een halve liter kokend water nodig. Schil de kweeperen en rasp ze op een fijne rasp. Los de suiker op in het water, voeg de kweeperen toe en kook ze 20 minuten. Giet de vloeistof door een zeef en doe ze in potten.
Als de jam koud is, heeft ze ongeveer de kleur en consistentie van honing. En geurt en smaakt heerlijk aromatisch. Te gebruiken als alternatief voor honing.

Kweepeergelei
Wrijf de kweeën af, was ze en snijd ze in vieren of achten zonder schillen en klokhuizen te verwijderen. Voeg water toe totdat ze net onder staan. Voeg eventueel specerijen als pijpkaneel en kruidnagels toe (heb ik niet gedaan). Kook de kweeën tot ze donkerrood zijn (ongeveer na drie uur!). Wrijf ze in de pan fijn en laat de massa op een doek (zonder wasmiddelgeur!) die op een vergiet ligt, uitlekken. Wrijf niet in de doek want dan wordt de gelei troebel.
Meet het sap. Doe er per liter sap 1 kilo suiker bij en het sap van een halve citroen. Kook het mengsel in tot gelei (ik heb het ongeveer 10 minuten laten inkoken) en doe het in potten. Kweepeergelei stijft zeer sterk na.
Van de vruchtenmassa die achterblijft in de doek, kun je jam, moes of vruchtenkoekjes maken. Ik vind moes en jam wat onhandig, omdat je dan de pitten en andere resten van het klokhuis nog moet verwijderen. Wil je dat toch, schil dan kweeën en doe de schillen en de klokhuizen met pitten in een doek en bind deze dicht. Kook deze mee en knijp deze na het koken (3 uur) goed uit. Ik heb dit niet uitgeprobeerd.
De rode kweepeergelei is heerlijk op een croissantje. Of op een nog warme geroosterde boterham met wat roomboter. Je kan de gelei ook in gebak gebruiken, zoals boterkoek. Een recept staat op www.kweepeer.nl. Ik ga dat zeker eens proberen!

Kweepeervruchtenkoekjes en –bonbons
Zie het recept van de kweepeergelei, maar wring de doek met de vruchtenmassa nu wél uit. Je kan ook, zoals ik heb gedaan, hiervoor de overgebleven vruchtenmassa van de kweepeergelei gebruiken.
Kook de massa samen met suiker (0,5 kilo suiker op 2,5 kilo moes) in, tot ze geleert (bij mij duurde dat ongeveer een uur). Giet dit uit op een platte schaal of plat bord (ongeveer 1 cm dik). Laat deze 'pasta' koud en stijf worden (duurt enkele uren).
Snijd de pasta dan met een mes in vierkante stukjes of ruiten. Laat deze op een koele plek volledig drogen; wentel ze eventueel door suiker. Bewaar de vruchtenkoekjes tussen bakpapier in trommels.
U kunt er ook ‘bonbons’ van maken. Smelt extra pure chocolade in de magnetron of au-bain-marie. Dompel de kweepeervruchtenkoekjes erin en laat ze op een koele plek op bakpapier drogen.
Deze variant heeft in ons gezin de voorkeur!

Nog meer recepten?
Ja, in het boekje staan nog veel meer recepten, die ik dus nog niet heb uitgeprobeerd. Gestoofde kweeperen (bijv. met rijst en melk), kweepeermoes, kweepeer-appelmoes, vogelnestjes (halve kweeperen in de oven en daarna vullen met slagroom), kweepeerschotel, kweepeersoufflé, kweepeertaartjes, kweepeer-appeltaart, kweepeerjam, kweepeer-appeljam, kweepeer-tomatenjam, kweepeer-appelgelei, gepasteuriseerde kweeperen, kweepeersap, kweepeersiroop, zoetzuur van kweeperen, gekonfijte kweeperen, kweeperen in cognac, ratafia van kweeperen (met brandewijn), kweepeerwater (goed voor zieken), het drogen van kweeperen en tenslotte bandoline, een soort pommade.

Voor dat laatste geef ik toch het recept, al heb ik het niet uitgeprobeerd. Hiervoor gebruik je de kweepeerzaden. Bedek de kweepeerzaden met 40-50 maal hun gewicht aan koud water. De vloeistof wordt slijmerig. Voeg desgewenst parfum toe en maak ze houdbaar door toevoeging van alcohol.
Deze ‘bandoline’ werd vroeger door kappers gebruikt en in Engeland maakten veel dames het zelf als middeltje om het haar op zijn plaats te houden.

vrijdag 2 september 2011

Help, heermoes in mijn tuin!


Onkruid wieden vind ik een prettige, rustgevende bezigheid. Maar het moet wel resultaat opleveren. Eén soort lijkt van jaar tot jaar alleen maar toe te nemen. En dat is heermoes.
Al wiedend vroeg ik me af: wat is eigenlijk het ‘nut’ van heermoes? En hoe kan ik hem het beste bestrijden?

                                                                

Heermoes is een paardenstaart. Paardenstaarten bloeien niet, maar verspreiden zich met sporen, net zoals varens en mossen. 300 miljoen jaar geleden, nog voor de dinosauriërs, kwamen ze al massaal voor. Ze waren zo groot als bomen. Nu zijn er wereldwijd nog zestien soorten over. Een ervan is heermoes.
Alle paardenstaarten hebben holle stengels en leden die je uit elkaar kunt trekken. Hun stevigheid danken ze aan die holle stengel en de grote hoeveelheden kiezelzuur die ze uit de bodem opnemen. Bovengronds kan heermoes een halve meter hoog worden, maar onder de grond kunnen de zwarte wortelstokken wel anderhalve meter lang worden! Deze plant voelt zich thuis in opgebrachte en omgewoelde grond zoals in tuinen.
Bijna alle planten zijn afhankelijk van schimmels in de grond om goed te kunnen groeien. Paardenstaarten niet. Er is in Nederland maar één insect die op paardenstaarten leeft. En dat is de paardenstaartsnuittor. Koeien en andere grazers eten geen heermoes. De plant is giftig en door het kiezelzuur moeilijk verteerbaar. Hij is zelfs giftig voor planten die om hem heen groeien: grassen ontkiemen en groeien minder goed in de buurt van heermoes.
Maar: heermoes is bekend om zijn geneeskrachtige werking. Hij is vochtafdrijvend, bloedstelpend en nog veel meer. Heermoes slaat  mineralen uit de ondergrond op, in hoge concentraties. Daarom wordt de plant bijvoorbeeld gebruikt als indicator van goudhoudend erts … Omdat de plant zeer mineraalrijk is, kan het ook goed als meststof gebruikt worden. Dan moet je er wel eerst een stinkende gier van brouwen (1 kilo groene heermoesstengels op 10 liter water 10 dagen laten staan).

Al met al toch wel een interessante plant ... Maar nog steeds ben ik hem liever kwijt dan rijk. Ik gebruik zelf nooit gif in mijn tuin, maar dat zou ook niet helpen. Alleen enkele bestrijdingsmiddelen die niet langer officieel op de markt zijn, kunnen heermoes aan. Er zit dus niks anders op dan blijven schoffelen en wieden. En zorgen voor genoeg andere planten die de heermoes kunnen overschaduwen. Want dat helpt ook.


(eerder verschenen in Nieuwe Meerbode)

dinsdag 22 maart 2011

Geel is de kleur van...het voorjaar!

Voor mij is geel dé kleur van het voorjaar. Geel staat voor zon, warmte, vrolijkheid ... Daarom ben ik na een lange winter blij met gele bloemen in de natuur en in de tuin. In de bermen staan op een zonnige dag de bloemen van speenkruid en klein hoefblad wagenwijd open. In veel tuinen zie je de forsythia bloeien, maar dat geel vind ik persoonlijk wat te veel van het goede. Bij mij in de tuin zijn de toverhazelaar en winterakonieten al uitgebloeid. Daar bloeien nu de gele kornoelje, de eerste kleine narcissen en gele krokussen.

Klein Hoefblad

Gele bloemen trekken veel meer de aandacht dan blauwe of paarse bloemen. Dat schijnt ook voor bijen te gelden. Bijen vallen misschien nog meer voor witte bloemen. Ze kunnen namelijk ultraviolet licht zien (en wij niet). Daarom zien zij witte bloemen als opzichtig blauw en dat trekt hun aandacht. Omdat de meeste bloemen in Nederland door bijen en andere insecten worden bestoven, is de overheersende bloemkleur hier geel of wit. In de tropen zijn vogels die gevoelig zijn voor rood, de belangrijkste bestuivers. En dus zie je daar opvallend veel dieprode bloemen. Bloemen die niet door insecten worden bestoven, maar door de wind, hebben nauwelijks opvallende kleuren. Denk maar aan elzenkatjes. Wilgenkatjes worden weer wel door bijen en hommels bestoven en daarbij valt het gele stuifmeel erg op.

Zijn er eigenlijk ook gele dieren? Ja zeker, en heus niet alleen tropische vogels of Zuid-Amerikaanse pijlgifkikkers. Denk maar aan gele kuikentjes. Volwassen vogels met geel die in Nederland voorkomen, zijn bijvoorbeeld de wielewaal en de gele kwikstaart.
Geel en zwart samen staat voor gevaar en giftig. Denk maar aan de wesp! Er zijn ook soorten zoals geel-zwarte zweefvliegen die net doen alsof ze giftig zijn; ze hopen zo niet gegeten te worden.

Speenkruid

Nu moeten we het nog even doen met narcissen, speenkruid en klein hoefblad. Maar straks kunnen we genieten van gele dotterbloemen langs de waterkant. In mei kleuren de weilanden geel van de paardenbloemen en daarna van de boterbloemen. In juni bloeien de gele lissen. En dan … ja, dan is het zomer en zingt de wielewaal zijn lied. Dan kan ik schrijven over geel als dé kleur van de zomer. Gelukkig is dat nog ver weg. Dus nu gewoon genieten van het voorjaar!

(ook verschenen als column in de Nieuwe Meerbode 23 maart 2011 en op www.ivn.nl/derondevenen&uithoorn)

zondag 30 januari 2011

Paar uurtjes in de tuin

Even een paar uurtjes in de tuin op zondagmiddag ... wat je dan al niet ziet en beleeft. Nu hebben we best een grote tuin, dus valt er altijd wat te zien.


Allereerst een kijkje genomen bij de schuur in aanbouw waar manlief en zonenlief aan werken. Die moet een bouwvallige schuur vervangen. Mijn mannen kennende gaat het wat moois worden. Van duurzaam larikshout.
Toen bij de voordeur bladeren en afgestorven planten uit de border weggehaald. Daar staan heel veel sneeuwklokjes en die kunnen we nu beter zien. Ze zijn nog niet echt in bloei, maar je ziet de bloemknoppen al wel. Ook de neuzen van allerlei andere bollen zijn al te zien. Van bollen heb je nooit te veel, vinden wij. We hebben dit huis nu al bijna zes jaar, maar elk jaar poten we weer nieuwe bollen erbij. Op een luw plekje staan de blauwe druifjes al bijna te bloeien. Verder staan de toverhazelaar, de gewone hazelaar, de kerstroos en de cyclaampjes in bloei. 


Ik zag de poezen Neuz en Kick over iets gebogen in de moestuin. Even een kijkje genomen. Dat bleek het karkas van een gans te zijn. Nu vliegen die hier vaak over, maar hoe komt er één in de moestuin terecht? Uit de lucht gevallen? Hierheen gesleept (door een vos)? Raadsels! De snavel ontbrak, er zat nog maar één oranje poot aan. De vleugels zaten er ook nog aan. Er was nog pas van gegeten, waarschijnlijk ook door onze poezen, want de botten zagen er allemaal nog erg rood uit. Wat niet opgegeten was, was het hartje. Dat lag er naast. Vreemd.


Toen bij Jan gekeken die nestkasten ophing. Had eerder gemoeten, maar beter laat dan nooit. We hebben al jaren een pimpelmezenkastje hangen. Koolmezen hebben het vlieggat groter gemaakt. Het is elk jaar weer spannend wie erin gaat broeden: de pimpelmezen of de koolmezen. Vorig jaar was er een nieuwe kaper op de kust: toen heeft er een paartje ringmussen ingezeten. Verder hebben we nog een mezenpot waarin vorig jaar koolmezen zaten. En een spreeuwenpot, maar die is nog niet ontdekt. De jonge koolmezen van vorig jaar overnachten nog steeds gezellig met elkaar onder de dakrand van de hooiberg. In die hooiberg hebben we ook al eens winterkoninkjes gehad. Als de jonge vogels uitvliegen, houden we de poezen een paar dagen binnen.
Onze zoon Marijn heeft vorig jaar op mijn verzoek een paar nestkasten gemaakt. Een kast voor vliegenvangers, een huismussenhotel (met drie ruimtes) en een steenuilenkast. Die hebben nu allemaal een plekje gekregen. Na mijn tijdelijke baan bij CNME Amersfoort kreeg ik als dank een mezenkast. Die hangt nu in de pruimenboom; vanuit de woonkamer hebben we er mooi zicht op.
Ik ben benieuwd hoeveel vogels van al deze huisvesting gebruik gaan maken. 


Tenslotte nog een stukje gelopen met onze labradorpup Beer. Onderweg zagen we wilde eenden, knobbelzwanen, kuifeenden en smienten, allemaal op het water van de Kromme Mijdrecht. Vanuit de weilanden hoorden we nog meer smienten en overvliegende wulp. En ik zag een eerste bloemhoofdje van het klein hoefblad! Nog niet echt in bloei, maar wel duidelijk aanwezig. Ja, de lente is in aantocht!

vrijdag 21 januari 2011

Welkom op Bams in 't groen

Een Bams, actief in het groen. 'Groen' staat voor natuur, duurzaamheid, tuin, ... (en vast voor nog veel meer). 'Bams' is mijn achternaam, afgeleid van het woord beemd. Dat zijn natte hooi- of graslanden en die vind je volop in mijn woonomgeving.
Ik ben actief in natuur- en milieueducatie. Daarover, en andere groene zaken, heb ik wel eens wat te vertellen. Twitter, LinkedIn en Facebook schieten daarbij vaak te kort. Met deze blog wil ik graag mijn verhaal en ideeën kwijt, medestanders zoeken, enzovoort.