zondag 27 november 2011

Een goudgele herfst

Dit jaar hebben we een late en lange herfst. Op een enkele lichte nachtvorst en wat waterkoude, mistige dagen na is het weer erg zacht. Het gevolg is dat veel (wilde) planten nog bloeien. Ook zijn er nog steeds paddenstoelen te zien.
De bladverkleuring en bladval van loofbomen verloopt dit jaar veel later dan normaal. Dit weekend viel me bijvoorbeeld op dat een groot deel van de veldesdoorn zijn goudgele blad nog bezit. Een mooi gezicht, tussen de verder kale beplanting.

Bladverkleuring in de herfst vind ik een van de mooiste natuurverschijnselen. Daarom voor mij geen coniferen in de tuin: die zien er altijd hetzelfde uit. Maar waarom verkleuren bladeren eigenlijk voordat ze op de grond vallen?
In bladeren van loofbomen zit chlorofyl. Chlorofyl en zonlicht zorgen ervoor dat uit koolstofdioxide (uit de lucht) en water suikers en zetmeel gemaakt worden. Chlorofyl absorbeert alle zichtbare kleuren van het zonlicht behalve groen. Het groene licht wordt weerkaatst. En daarom zien wij planten als groen. Chlorofyl wordt het hele seizoen door nieuw aangemaakt.
Bladeren zorgen ook voor verdamping. Daardoor gaat er steeds water met voedingstoffen vanuit de wortels naar de bladeren toe. In de winter is er door de kou bijna geen verdamping. Bovendien kunnen bladeren niet goed tegen vorst. Daarom zijn loofbomen in de winter liever hun bladeren kwijt. Op de grens van bladsteel en tak vormt de boom geleidelijk een kurklaagje. Hierdoor bereikt er steeds minder water de bladeren. En wordt er ook minder chlorofyl gemaakt. Daardoor verliezen de bladeren hun groene kleur. Andere kleurstoffen die ook in de bladeren zitten, worden dan zichtbaar. Welke kleur het blad krijgt, hangt af van de boomsoort, de plek waar de boom staat en het weer. Bomen met wat harder hout zoals eik, beuk, iep en esdoorn hebben vaak meer bladverkleuring dan soorten met zacht hout zoals wilgen. In een rustige, zonnige herfst blijven de bladeren lang aan de bomen hangen. Dan kunnen we ook in Nederland genieten van een ‘Indian Summer’ oftewel een oudewijvenzomer.
Als de bladeren eenmaal op de grond liggen, worden ze bruin. De laatste kleurstoffen spoelen er dan uit. Vervolgens gaan bodemdiertjes, schimmels en bacteriĆ«n aan de slag om de bladeren om te zetten in waardevolle voedingsstoffen, voor het volgende jaar. 

(Deze column is geschreven voor de Nieuwe Meerbode (week 48, 2011) en wordt ook geplaatst op de website www.ivn.nl/derondevenen&uithoorn.)